Theatergroep ZOUT speelt VOORBIJ in het toneelbeeld van Toneelgroep Amsterdam
Naar “Van oude mensen, de dingen die voorbij gaan…” van Louis Couperus.
Regie: Mariken Bijnen
Gezien op 28 –01-2018, door Tineke Teulen en Arie de Rooij (TT Theaterproducties)
De gehele Rabo-zaal gevuld, zo’n 450 mensen, dat is al de eerste verdienste van ZOUT; om zoveel publiek op deze zondagmiddag het theater in te krijgen om naar hun voorstelling Voorbij te komen kijken. En daar blijft het niet bij.
Terwijl de zaal volstroomt, zitten, staan en lopen al een paar spelers in het overweldigend grote toneelbeeld rond. Ook dwaalt er een trompettist (Gijs Levelt) over de toneelvloer die sfeervolle tonen tovert uit zijn instrument. Nog voor het echt begonnen is, krijgen Tineke en ik er al zin in. Spelen in de Stadsschouwburg, in één van de magnifieke toneelbeelden die Toneelgroep Amsterdam voor haar voorstellingen creëert, dat is een droom voor elke amateur toneelspeler en een uitdaging voor elke regisseur. En het vergt nogal wat om ervoor te zorgen dat die droom geen nachtmerrie wordt, want die grote zaal en dat enorme toneel geven je niet zomaar hun magie cadeau. Daar moet je als amateurtheatergroep wel hard voor werken. Het vergt nogal wat van spelers en van de regisseur, om na maandenlang repeteren in een repetitielokaal dat misschien 1/6e van de oppervlakte beslaat van het speelvlak in de Rabo-zaal, met één dag repeteren in het echte decor, alles en iedereen op het juiste moment op de goede plek te krijgen. Zoiets lukt alleen als de regisseur over een flinke dosis voorstellingsvermogen beschikt en daarnaast de spelers zoveel vertrouwen geeft in hun kunnen, dat ze zich gedisciplineerd en vol overgave in dit avontuur durven storten. En Mariken Bijnen is zo’n regisseur. Ze heeft met haar spelers een wondermooie voorstelling afgeleverd, die Tineke en mij van het begin tot het einde heeft geboeid. En aan het slotapplaus te horen, dachten die +/- 450 anderen in de zaal er hetzelfde over.
Wat heb ik genoten van Voorbij. Wat is het toch heerlijk om op een voorstelling getrakteerd te worden, waarin alles, tot in de kleinste details, klopt. Dit was, wat mij betreft, amateurtheater op z’n best. Het begint natuurlijk al bij de bewerking van Louis Couperus’ lijvige roman naar een tekst die geschikt is voor het theater. Mariken Bijnen heeft (met hulp van Brigitte Buissink, Ans Rekers en Julia van Steennis) hiervoor naast het oorspronkelijke werk van Couperus, ook gebruik gemaakt van de toneeltekst die TGA voor hun voorstelling heeft gemaakt. Maar het is niet niks om zo’n boek, waarvan je makkelijk een 20-delige televisieserie kunt maken (in de jaren 70 was er een 7-delige serie te zien, die ik me nog goed herinner) terug te brengen tot anderhalf uur. Dat vergt nogal wat keuzes en vooral veel weglaten. Maar dan blijft er uiteindelijk een verhaal over dat in enkele zinnen is samen te vatten: Voorbij gaat over een duister geheim, dat de leden van een Haagse familie van generatie op generatie in zijn greep houdt. Wat is er zestig jaar geleden gebeurd? Wie kent het geheim en wie niet? Hoever gaan de familieleden uit naam der liefde? Lukt het Lot en zijn kersverse bruid om zich hieraan te ontworstelen? Of laten ook zij die kans aan zich voorbijgaan?
Mariken Bijnen laat haar dertien spelers in een voortdurend wisselende en een levendige mise-en-scène deze getroebleerde familie gestalte geven. In korte sfeervolle scènes die elkaar soepel afwisselen in lengte, ritme en dynamiek, wordt ons het verhaal verteld, waarbij de meeste personages vrijwel de hele voorstelling in het toneelbeeld zijn en op de achtergrond subtiel hun eigen verhaal vertellen. In kleding, houding en beweging worden de verschillende karakters raak getroffen en onderscheiden ze zich helder van elkaar. Persoonlijk heb ik erg genoten van de manier waarop het personage Ina van familielid naar familielid trippelde, de perfecte manier om haar niet te bedwingen nieuwsgierigheid naar de laatste roddels vorm te geven. Hier zie ik niet alleen een actrice met plezier aan het werk, maar ook een regisseur met visie en ideeën. Ook het moment waarop Grootmama Ottilie in voorzichtige breekbare schuifelstappen over het toneel meandert (verloren in haar eigen herinneringen) en haar familieleden op afstand met haar meebewegen en haar met bezorgdheid omringen en tenslotte omsluiten en opvangen als ze sterft, was een uitmuntend voorbeeld van theatraliseren. Mariken Bijnen weet hier zonder woorden en met hecht ensemblespel van haar spelers het publiek (in ieder geval Tineke en mij) emotioneel te raken. De kracht van de groep is sowieso tekenend voor deze voorstelling, dit is van het begin tot het einde een voorstelling die drijft op de kracht van het ensemble. De individuele prestaties van de spelers zijn soms wat wisselend, maar als geheel is het consistent en altijd aangenaam om naar te kijken. Het is voor mij een teken dat de regisseur heel goed weet hoe ze met deze groep mensen tot hechte voorstelling moet komen. Maar haar grootste troef is de manier waarop ze met live muziek deze voorstelling naar een hoger plan brengt.
De trompettist Gijs Levelt, die al bij het binnenkomen van het publiek in de zaal op de toneelvloer staat te spelen, heeft het toneel anderhalf uur lang geen ogenblik verlaten. Van minuut tot minuut is hij muzikaal aanwezig en neemt hij het publiek emotioneel mee op sleeptouw. Niet alleen met zijn trompet, want hij bespeelt live op het toneel ook nog elektronische apparatuur waaruit hij tal van andere klanken weet te halen. Het kan gevaarlijk zijn, zo’n muzikale, bijna filmscore-achtige ondersteuning. Maar niet als het goed gedaan wordt. En dat is hier het geval. Nergens leidt de muziek af, integendeel, het ondersteunt juist dat wat de acteurs op het toneel doen. En soms stuwt het dat wat op het toneel gebeurd op tot werkelijk grote hoogte. Als Grootmama’s zoon Harold verstrikt raakt in zijn vage maar angstige herinneringen aan dat voorval zestig jaar terug en Grootmama en meneer Takma ons als publiek iets laten doorschemeren van wat er toen gebeurd is, dan laat de kakafonie aan geluiden die de musicus tegelijkertijd op ons afstuurt een onmiskenbare ervaring achter, die prachtig vormgeeft aan wat Harold al zo lang wakker houdt.
De keuze van regisseur Mariken Bijnen om Gijs Levelt bij deze voorstelling te betrekken, vind ik getuigen van lef. Zo’n avontuur kan makkelijk verkeerd aflopen. Maar het feit dat Mariken en Gijs elkaars partner zijn, heeft wel geholpen, vermoed ik. Ze voelen samen feilloos aan wat nodig is om van deze voorstelling het feest te maken dat het was.
Ik zou graag honderden mensen met dit verhaal willen overtuigen om de voorstelling ook te gaan zien. Maar helaas, na deze ene keer in de Rabo-zaal was het voor de spelers over. Al straalden ze daar met z’n allen het zelfvertrouwen uit, alsof ze dit op die plek al minstens twintig keer gedaan hebben. Maar ik heb begrepen dat de Couperus Vereniging overweegt om de groep uit te nodigen op een begraafplaats in Den Haag, bij de urn van Louis Couperus, de voorstelling nog eens over te doen. Ik hoop voor ZOUT dat dit doorgaat. En ik raad ZOUT aan dit tzt in Amsterdam voldoende onder de aandacht te brengen. En dan raad ik iedereen aan die deze voorstelling hier gemist heeft, naar Den Haag af te reizen, om er alsnog bij aanwezig te zijn. Theatergroep Zout en Mariken Bijnen ga ik vanaf nu in de gaten houden. Ik wil nog veel meer van ze zien.
Met vriendelijke groet, Arie de Rooij.
En namens haar, ook van Tineke Teulen.